- dubbel
- dubbel1{{/term}}I 〈de〉1 [stuntman/vrouw] double ⇒ stand-inII 〈het〉1 [tweede gelijk exemplaar] duplicate♦voorbeelden:1 hij verkocht zijn dubbelen • he sold his duplicates————————dubbel2{{/term}}I 〈bijvoeglijk naamwoord〉1 [tweevoudig] double ⇒ duplicate, dual2 [tweemaal zo groot als gewoonlijk] double (the size 〈enz.〉 ) ⇒ twice (as big 〈enz.〉 )3 [van tweeërlei aard] double ⇒ dual, two-fold♦voorbeelden:1 dubbele besturing/bediening • dual control(s)een dubbele bodem • a double/hidden meaningdubbele controle • double checkeen dubbele deur • a double doordubbele exemplaren • duplicate copieseen dubbele naam • a double-barrelled namedubbele ramen/beglazing • double windows/glazingeen weg met dubbele rijbaan • a two-lane roadeen lijn met dubbel spoor • double-track line2 dubbel bed • double bedeen dubbel nummer • a double numberhij vroeg mij het dubbele van de prijs • he wanted double the price from me3 iemand met een dubbel gezicht • a two-faced personeen dubbel leven leiden • lead a double life〈geldwezen〉 een dubbele optie • a double optionII 〈bijwoord〉1 [in tweeën, twee keer] double ⇒ twice2 [tweemaal] twice (as)3 [in tweemaal zo hoge mate] doubly ⇒ twice♦voorbeelden:1 ik heb dat boek dubbel • I have two copies of that bookdubbel liggen 〈bijvoorbeeld van het lachen〉 • be doubled updubbel parkeren • double park(ing)hij ziet dubbel • he has double vision, he sees double2 de vijand was dubbel zo sterk • the enemy was twice as strong3 dat is dubbel erg • that's twice as badhij verdient het dubbel en dwars • he deserves more than his share, he deserves every bit of itquitte of dubbel? • double or quits?dubbel zo duur/veel • twice as expensive/muchdubbel zo hard werken • work twice as hard
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.